Van jongs af leer je als kind de wereld om je heen te interpreteren en beslis je welk gedrag het meest passend is om gezien, gehoord en erkend te worden in je gezin. Je leert dat aan de hand van de boodschappen die je van je ouders en andere relevante betrokkenen krijgt. Boodschappen die zowel verbaal als non-verbaal gegeven worden.
Gedragingen waarvoor je van ouders de meeste goedkeuring kreeg, worden je drivers of werkstijlen. In TA kennen we vijf drivers:
- wees perfect,
- wees sterk,
- doe je best,
- doe anderen een genoegen,
- schiet op.
Drivers zijn je kwaliteiten en vaak ook de voorwaarden voor je successen. Tegelijk vormen ze je achillespees op het moment dat je erin doorslaat. Dan wordt je driver een valkuil.
Naast drivers ontwikkel je als kind ook stoppers. Dat zijn de beslissingen die je genomen hebt wanneer je ouders je - verbaal of non-verbaal - duidelijk maakten wat niet mocht. Als kind legde je jezelf beperkingen op zodat je geen gedrag zou vertonen dat je ouders afkeurden. We onderscheiden twaalf stoppers:
- besta niet (je bent niet gewenst),
- wees niet jezelf (je bent van het verkeerde geslacht),
- wees geen kind (groei op en gedraag je verantwoordelijk),
- groei niet op (blijf altijd mijn kindje),
- kom niet dichtbij (niemand is te vertrouwen),
- hoor er niet bij (je past gewoon niet bij ons),
- wees niet belangrijk (je hebt voor mij geen prioriteit),
- wees niet gezond (wil je aandacht, wees dan ziek),
- slaag niet (je doet ook nooit wat goed),
- denk niet (mijn ouders weten overal raad op),
- doe niet (wat dan ook, doe het niet),
- voel niet (geen emoties graag).
De samenhang tussen drivers en stoppers wordt visueel voorgesteld door het drenkeling-diagram, ontwikkeld door Adrienne Lee. De stoppers zijn de bakstenen die je onder water trekken, de drivers zijn ballonnen die je boven water houden. Als het je niet langer lukt om perfect te zijn, je best te doen,... dan trekken je stopper(s) je verder de dieperik in.