Een strook - afgeleid van het Engels werkwoord to stroke - is elke mogelijke vorm van (h)erkenning:
- die we zelf uiten, naar onszelf gericht of naar anderen toe,
- die we ontvangen van onszelf of van anderen.
Strooks kunnen motiverend of demotiverend werken. Hoe strooks worden ervaren, hangt af van de bedoeling van de gever en van de beoordeling van diegene die de strooks ontvangt. We kunnen verschillende soorten strooks onderscheiden.
- Strooks kunnen verbaal en non-verbaal gegeven worden.
- Strooks kunnen positief (+) of negatief (-) zijn. To stroke betekent in het Engels zowel aaien als slaan.
- Strooks kunnen voorwaardelijk of onvoorwaardelijk zijn. Strooks die betrekking hebben op wat je doet, zijn voorwaardelijke strooks (V). Als strooks gegeven worden om wie je bent, zijn het onvoorwaardelijke strooks (O).
Er zijn dus meerdere combinaties mogelijk van voorwaardelijke of onvoorwaardelijke strooks en positieve of negatieve strooks. Enkele voorbeelden kunnen verhelderend werken.
- een positief voorwaardelijke strook (+V): 'Fijn dat je op tijd bent!'
- een negatief voorwaardelijke strook (-V): 'Je ziet er niet uit met dit kapsel!'
- een positief onvoorwaardelijke strook (+O): 'Ik mag je graag.'
- een negatief onvoorwaardelijke strook (-O): 'Je bent een uilskuiken!'
Elk individu heeft een eigen manier van omgaan met strooks, gevormd door de ervaringen in zijn gezin van oorsprong. Als kind probeer je allerlei gedrag uit om er achter te komen welk gedrag je de strooks oplevert die je nodig hebt. Als een bepaald gedrag je strooks oplevert, is de kans groot dat je dat gedrag zult herhalen. Strooks bekrachtigen dus het gedrag waardoor de strooks worden opgeroepen. Verkeer je als kind niet in de positie om een minimum aan positieve strooks te krijgen, dan ga je, om te voldoen aan de behoefte aan erkenning, op zoek naar negatieve strooks (die op hun beurt ook gedragsbekrachtigend werken).
In de TA gaan we ervan uit dat iedereen een eigen strookquotiënt heeft, namelijk een persoonlijke geprefereerde combinatie van verschillende soorten strooks. Jouw aangeleerde voorkeur voor bepaalde soorten strooks kan duidelijk worden gemaakt aan de hand van een strookprofiel: een vierkolommendiagram waarbij je in vier kolommen aangeeft hoe vaak je positieve en negatieve strooks:
- zelf geeft,
- accepteert als ze je aangeboden worden,
- zelf vraagt,
- weigert te geven.
Krijg je strooks die niet passen bij je Strookquotiënt, dan schieten vaak strookfilters in acties waardoor ontvangen strooks toch anders worden geïnterpreteerd dan bedoeld door de gever. Zo kan bv. een onvoorwaardelijk positieve strook 'Ik mag je graag' dan vertaald worden naar een negatief onvoorwaardelijke strook 'Wat moet die van mij?'.
Je kan je eigen strookprofiel veranderen door meer positieve voorwaardelijke en onvoorwaardelijke strooks te geven, door de negatief onvoorwaardelijke strooks te weigeren en de voorwaardelijke negatieve strooks te evalueren.
Claude Steiner, een TA-er van het eerste uur, verdiepte zich in de lessen die kinderen in hun gezin leren over het geven, ontvangen, vragen en weigeren van strooks. Hij vond dat gezinnen er vaak een strookhuishouding op nahouden die gebaseerd is op vijf restrictieve regels:
- Geef geen strooks als je ze te geven hebt.
- Vraag niet om strooks als je ze nodig hebt.
- Accepteer geen strooks die je graag zou krijgen.
- Weiger geen strooks die je niet wilt.
- Geef geen strooks aan jezelf.
Steiner stelt ook dat mensen op een economische manier omgaan met het geven en ontvangen van strooks. Deze strookeconomie stoelt op de mythe dat er slechts een beperkt aantal strooks beschikbaar zijn.
Een mooi verhaal dat past bij het strook-concept is het verhaal van Claude Steiner over de Warme Donsjes.